Vannacht droomde ik over de komst van drie broers naar een feestelijke gebeurtenis. Het waren kinderen van een welgesteld gezin dat ik ken van jaren geleden. Het gezin heeft grote rijkdom vergaard door de handel in gouden en zilveren sieraden en juwelen.
Vanwege de aanwezigheid van beveiligers in de droom, die letterlijk met kop en schouders boven iedereen uitstaken, en de overeenkomst met de 3 zonen van onze voormalige Koningin, proefde ik dat zij model stonden voor Koningskinderen.
De drie zoons verschenen op een soort van verjaardag waarvoor ze waren uitgenodigd. Maar de oudste, de troonopvolger, had een ‘karig’ cadeau meegebracht. Het was wel precies genoeg naar de ‘eis’, maar het was niet gul, niet overvloedig. Hij gaf precies wat nodig was, niets meer. Het hield, zeg maar, niet over, terwijl hij toch over riante bezittingen beschikte. Bovendien keek hij erg ‘zuinig’; zijn gezicht straalde niet uit dat hij overvloed had.
Karige Koningskinderen
Ik heb de indruk dat deze droom staat voor het gedrag van veel van Gods kinderen: hoewel we Koningskinderen zijn, omdat we in Christus geloven mogen we met Hem regeren, gedragen we ons ‘karig’, ‘zuinig’. We hebben veel, maar delen niet ervan uit. We geven het minimale, precies datgene wat nodig is volgens ‘de wet’, terwijl we overvloed hebben.
Het beeld roept bij mij overeenkomsten op met de gelijkenis die Jezus sprak tijdens de bergrede (Mattheus 25:14-30). Hier kregen de dienaren een groot bedrag (talenten) tot hun beschikking, met de bedoeling om ermee handel te gaan drijven, winst te maken. De eerste kreeg vijf talenten, de tweede twee en de derde één talent. Ieder kreeg naar wat hij aankon.
Het talent stond voor een gewicht aan zilver (zie de overeenkomst met het juweliersgezin uit mijn droom) en één talent had de waarde van ongeveer 14 jaarlonen van een arbeider. Degene die vijf talenten kreeg, had dus een bedrag dat zo groot was als een inkomen van 70 jaar! Hij was dus ongelooflijk rijk.
Jezus vertelde over deze drie dienaren, dat de eerste met vijf talenten er vijf had bij verdiend, dus zijn waarde had verdubbeld. De tweede met twee talenten (28 jaarlonen) had er twee bij verdiend, eveneens verdubbeld dus. Beide dienaren werden geroemd om hun werk en mochten deelnemen aan het feestmaal.
Hij gaf precies wat nodig was, niets meer. Het hield, zeg maar, niet over.
Weinig talenten
De derde met maar één talent had er geen handel mee gedreven, maar het geld in de grond verstopt. Hij was namelijk bang voor de eigenaar; die zou immers de winst opeisen waar de dienaar voor had gewerkt. Dat wilde de dienaar niet en daarom gaf hij het geld terug dat hij had ontvangen: niet meer en niet minder. Precies genoeg, net als die ene zoon in mijn droom.
Maar… voor de eigenaar was dit te weinig! Hij had hetgeen hij in bezit had gekregen namelijk moeten vermeerderen, al was het maar in de vorm van rente. Maar omdat hij er niets mee gedaan had, moest hij als straf zijn enige talent afgeven. Ook werd hem de toegang tot het feestmaal ontzegd. En bovendien werd deze dienaar verbannen naar de duisternis…
Oei… dit is hard! Laten we de waarschuwing hierin herkennen en als Koningskinderen toch niet zo handelen als die ene ‘zuinige’ dienaar, maar laten we ruimschoots uitdelen van wat we hebben en zo ‘winst’ maken!
Het loon is deelnemen aan het feestmaal, het bruiloftsmaal dat Jezus heeft beloofd bij Zijn terugkeer, en met Hem regeren!
© Manna Meditatie
Lees ook: