Afgelopen nacht werd ik bepaald bij de datum 21-6. Ik keek even op mijn wekker en zag dat het 2:16 uur was. Ineens zag ik het verband: 21-6 en 2:16. Het zijn dezelfde cijfers in dezelfde volgorde, maar het leesteken is anders en staat op een andere plek. Toen ik deze datum vanochtend opzocht in mijn agenda, herinnerde ik mij ineens dat het mijn bekeringsdatum is, en net als 33 jaar geleden viel deze datum op een zondag… Voor mij een aanwijzing om dit verhaal te gaan delen.
Als kind was ik opgegroeid in een kerkelijk gezin, al gingen mijn ouders – en dus ik ook – niet meer zo vaak naar de wekelijkse samenkomsten. Ook ging ik naar een christelijke school, club, et cetera. Dus als je me toen gevraagd zou hebben of ik christen was, zou ik ja antwoorden, want ik geloofde wel in God. In mijn puberteit sloot ik de deuren van de kerk bewust en ging mijn eigen weg, wat in de praktijk niet echt christelijk genoemd kon worden. Toch geloofde ik van binnen nog steeds in de God van de Bijbel, dus ook toen zou ik mezelf nog steeds christen noemen, ook al bleek het niet uit mijn levenswandel.
Nadat mijn ouders tot een levend geloof waren gekomen, ging ik eens met hen mee naar de samenkomsten die totaal anders bleken te zijn dan de kerkelijke diensten die ik uit mijn jeugd kende. Ik bleef meegaan en begon mijn geloof weer te ‘beleven’ en werd er ook door veranderd. Was ik christen? Ja, dat geloofde ik zeker. Tot die samenkomst waarin de spreker een woord van God ontving en zei: “Mijn kind, je bent tot de stad genaderd, en je verheugt je in het lichtschijnsel van de stad, maar je bent de stad zelf nog niet binnengegaan”. Vraag me niet hoe, maar ik wist van binnen heel zeker dat dit woord op mij van toepassing was…
“Mijn kind, je bent tot de stad genaderd, en je verheugt je in het lichtschijnsel van de stad, maar je bent de stad zelf nog niet binnengegaan”.
Stad van licht
In mijn gedachten zag ik op dat moment een ommuurde stad voor mij. Binnen in die stad brandde licht, het leek alsof er een feest gaande was. Het licht vanuit die stad scheen over de muren heen, waardoor het vlakbij die stad ook enigszins verlicht was en zeker lichter dan de duisternis die iets verderop zichtbaar was. Ik zag mezelf vlakbij die muur staan, buiten de stad.
Vervolgens werd ik bepaald bij de voorhof van de tempel. Hier was het altijd een drukte van belang, zelfs ongelovigen mochten hier komen. Maar er waren maar weinigen die de tempel zelf binnen mochten gaan, laat staan het Heilige der Heiligen, waar alleen de hogepriester eens per jaar mocht binnentreden.
Nauwe poort
Het woord liet mij in de daaropvolgende week niet los. Op zaterdagavond kwam ik thuis van een bezoek aan de christelijke koffiebar, en voelde me bedrukt. Wat moest ik doen om die stad binnen te gaan? Jezus sprak in Mattheus 7:13-14 over de kleine (nauwe) poort: daar waar je echt alles achter moest laten om binnen te kunnen gaan.
Wat moest ik achterlaten? Ineens wist ik het: de muziek die ik de afgelopen jaren als puber had beluisterd was ‘demonisch’. En tijdens het tekenen en schilderen had ik soms deze muziek bewust gedraaid om hierdoor geïnspireerd te worden. Diezelfde avond toog ik met een grote vuilniszak naar mijn slaapkamer en verbrak letterlijk de lp’s en kunstwerken die daarmee in verband stonden.
De volgende morgen heb ik tijdens de samenkomst gebed gevraagd en deze zonden beleden. Het was alsof er een grote last van mij afviel en er een grote vreugde over mij kwam. Ik was de stad binnengegaan. Jij ook?
© Manna Meditatie
Lees ook: